Een gezamenlijk Europees leger, één van de grootste eurofiele dromen sinds het begin van de Europese eenwording. Macron en Merkel zijn voor, Rutte is tegen. In het Nederlandse parlement zijn alleen D66 en Denk voor een gezamenlijk leger, de rest is tegen. Toch blijkt er al een verregaande militaire samenwerking ontstaan te zijn in 2007, de zogenaamde EU-battlegroups. Is er dan toch al een EU-leger?
De fundamenten van de militaire droom liggen al in 1952, toen ontstonden de plannen voor een Europees leger. Er was zelfs al een naam bedacht: de Europese Defensiegemeenschap (EDG). Het plan werd getekend door Duitsland, Nederland België, Luxemburg, Italië en Frankrijk. Volgens de lidstaten was een gezamenlijk leger benodigd om Duitsland te beschermen tegen de Sovjet-Unie. Toch waren er enorme twijfels: moeten we Duitsland wel weer een leger geven na de Tweede Wereldoorlog? Het verdrag werd uiteindelijk nooit uitgevoerd en geratificeerd. [1]
Toch werd de eerste stap wel gezet, dat terwijl door de oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) het helemaal niet nodig was. Door de jaren heen bleef het aardig stil in Brussel, daar kwam in 2014 verandering in. Door de Russische inval in Oekraïne ontstond de Oekraïnecrisis, de Europese Unie stond lijnrecht tegenover Rusland. Sindsdien is de discussie weer opgelaaid, eurofiel Guy Verhofstadt is een belangrijke speler in het debat, verschillende leiders van lidstaten zijn voor (Merkel, Sarkozy, Macron en Frattini), samen met de voormalig EU-commissievoorzitter Jean-Claude Juncker.
Wanneer we wat dieper gaan graven in de EU-verdragen zien we dat er sinds het Verdrag van Lissabon op de achtergrond al voorbereidend werk is verricht voor een EU-leger. Door de oprichting van het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) in 2009 ontstond er nieuw terrein voor de Europese Raad om in te grijpen in naam van de Europese Unie. Denemarken is het enige EU-land dat sinds 1997 een opt-out heeft op elke vorm van een gezamenlijk veiligheidsbeleid, Nederland stemde in. [2]
Artikel 42 van het Verdrag van Lissabon is één van de belangrijkste artikelen voor een eventueel EU-leger. In dit artikel wordt het kader vastgesteld over welke mogelijkheden de EU beschikt met betrekking tot defensiebeleid.
“Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is een integrerend deel van het gemeen schappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het voorziet de Unie van een operationeel vermogen dat op civiele en militaire middelen steunt. De Unie kan daarvan gebruik maken voor missies buiten het grondgebied van de Unie met het oog op vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. De uitvoering van deze taken berust op de door de lidstaten beschikbaar gestelde vermogens.”
Deze uitspraken worden vervolgens ondersteund door lid 2 en 3:
“De lidstaten stellen civiele en militaire vermogens ter beschikking van de Unie voor de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, om zodoende bij te dragen aan het bereiken van de door de Raad bepaalde doelstellingen. Lidstaten die onderling multinationale troepenmachten vormen, kunnen deze troepenmachten tevens ter beschikking van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid stellen.”
“Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid omvat de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid van de Unie. Dit zal tot een gemeenschappelijke defensie leiden zodra de Europese Raad met eenparigheid van stemmen daartoe besluit. In dat geval beveelt hij de lidstaten aan een daartoe strekkend besluit aan te nemen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.”
De Europese Unie beschikt dus over de middelen om een gezamenlijk defensiebeleid te voeren, gezamenlijke troepen en wapens. Deze drie dingen zijn de grootste kenmerken van een leger, zoveel mogelijk harmonisatie.
EU Battlegroup
In 2004 ontstond er een nieuw hoofdstuk in de weg naar een Europees leger, de zogenaamde EU Battlegroup. Het van oorsprong Frans-Britse idee uit 1999 werd ondersteund door de Europese Raad en vervolgens in 2004 gerealiseerd. [3]
Deze Battlegroups zijn zelfstandige legereenheden, bataljons genaamd, die bestaan uit ongeveer 1500 militairen. Deelnemende landen kunnen kiezen voor een nationale battlegroup of een multinationale battlegroup, in het tweede geval is er een samenwerking tussen meerdere landen. In totaal heeft de EU de beschikking over 60.000 troepen die vanuit de gehele EU, met uitzondering van Denemarken en Malta, geleverd kunnen worden. Landen gaan een verplichting aan door deel te nemen aan de Battlegroups, wanneer de EU het bevel geeft zullen de landen troepen moeten leveren.
Ieder halfjaar rouleren de Battlegroups, op elk moment moeten er twee Battlegroups paraat staan. In totaal zijn er 20 battlegroups, Nederland is verbonden aan vier battlegroups. Jaarlijks komen de battlegroups bijeen om gezamenlijke oefeningen uit te voeren, tot op heden is het nog niet gekomen tot een toepassing van de battlegroups.
De Nederlandse defensiebegroting zegt het volgende over de Nederlandse deelname:
“In het kader van de EU-samenwerking zal Nederland in de tweede helft van 2020 deelnemen aan de door Duitsland geleide EU-Battlegroup. De Nederlandse inzet op het gebied van Europese defensiesamenwerking is gericht op een verdere versterking, die ook bijdraagt aan een sterker Europees aandeel binnen de NAVO. We werken in EU-verband nauw samen met andere lidstaten in negen PESCO-projecten en in diverse projecten in het kader van het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP). In 2019 zijn de eerste EDIDP-projecten gefinancierd. Vanaf 2021 zal het EDIDP overgaan in het Europees Defensiefonds (EDF).”
Nederland levert dus vanaf de tweede helft van 2020 troepen en financiële steun aan het Europees defensieproject, bovendien zijn wij daar verplicht toe, het is geen vrijwillige bijdrage meer.
Conclusie
Één van de grootste eurofiele dromen, een EU leger, is reeds latent aanwezig, de drang naar een EU-leger neemt de afgelopen jaren als maar toe. Toch zit Nederland al lang vast aan een gezamenlijke defensiecoordinatie, bovendien zijn we verplicht deel te nemen aan een gezamenlijk leger. Ook al is er formeel gezien nog geen Europees leger, de EU Battlegroup en het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid voldoen aan de criteria van een gezamenlijk leger.
Waar Rutte stellig volhoudt dat een EU-leger er niet komt, zijn we toch al akelig dichtbij. Sterker nog, we zijn er al deelnemer van.