Een Nexit is een vorm van het euroscepsis, maar wat betekent het euroscepsis nou eigenlijk? Euro symboliseert de Europese Unie, scepsis betekent een kritische en twijfelachtige houding. Het euroscepsis is dus eigenlijk een kritische en twijfelachtige houding tegenover de Europese Unie. Het euroscepsis wordt veelal opgedeeld in twee categorieën: Het harde euroscepsis en zachte euroscepsis. Deze vormen zijn belangrijk voor de uitwerking van een Nexit, kiezen we voor een gematigde ‘zachte’ versie of laten we alles achter ons en kiezen we voor een ‘harde’ Nexit?
Harde euroscepsis
Het harde euroscepsis is volgens de definitie een volledige afkeer tegen het Europese economische project en de Europese integratie, echter gaat het in de praktijk vooral om afkeuring van de huidige Europese Unie, met een volledige uittreding als oplossing. Voorbeelden van harde eurosceptische partijen zijn het Franse Rassemblement National (Front National), de Britse Conservatives, de Brexit Party, de Nederlandse PVV en de Italiaanse Lega Nord. Belangrijke kernpunten van deze partijen zijn de bedreiging van de nationale soevereiniteit en de aantasting van de normen en waarden door de Europese integratie. Wanneer Nederland voor het harde euroscepsis kiest dan gaan we de Britten achterna, we verlaten dan de EU en de Eurozone volledig. Groot-Brittanië is dan ook tot nu toe het enige land dat het harde euroscepsis in praktijk gebracht heeft.
Zachte euroscepsis
Het zachte euroscepsis is te onderscheiden in twee verschillende vormen: nationaal-belangeuroscepsis en beleideuroscepsis.
Bij het beleideuroscepsis is een partij niet volledig tegen de Europese Unie, maar alleen tegen bepaalde beleidsterreinen. Zo kan een partij voorstander zijn van het handelsbeleid, maar toch tegenstander zijn van het migratiebeleid. Een belangrijke uitvoerder van dit concept zijn de Denen, zij kozen voor een opt-out model waardoor zij bij elk verdrag kunnen kiezen bij welke beleidsterreinen ze voor of tegen zijn en zo dus niet gedwongen worden om zich aan het geheel te onderwerpen en de soevereiniteit te verliezen.
Nationaal-belangeuroscepsis pleit vooral voor het opkomen van de nationale belangen binnen de context van de Europese Unie. Voorbeelden van zachte eurosceptische partijen zijn de Belgische Nieuw-Vlaamse Alliantie, de Poolse PiS, de Zweedse Sverigedemokraterna en het Nederlandse Forum voor Democratie.
Het Deense model: Opt-out
Allereerst kijken we naar het model dat de Denen gebruiken, namelijk het opt-out model. De Europese Gemeenschap werd door heel Denemarken gewaardeerd, van het euroscepsis was bijna geen sprake. Dit veranderde bij het Verdrag van Maastricht in 1992, de transitie van de EG naar de EU. In Denemarken is het verplicht om bij elke grondwetswijziging een bindend referendum te houden, zo ook dus bij de toetreding tot de EU. Op 2 juni 1992 kwam dan ook het referendum over het Verdrag van Maastricht, dat liep uit op een regelrecht fiasco voor de Europese Unie. De meerderheid van de Denen (50,7%) stemde tegen het verdrag, terwijl het nodig was dat alle potentiële lidstaten zouden instemmen met het verdrag. Wat nu?
De Denen moesten overtuigd worden, koste wat kost. In december 1992 kwam de Europese raad bijeen in Edinburgh, Schotland. Het doel van de EU-top was heel simpel, hoe overtuigen we Denemarken om akkoord te gaan? Uiteindelijk is het op miraculeuze wijze gelukt, door de Denen een opt-out systeem te geven. Er werden 4 opt-outs toegepast op het Verdrag van Maastricht met betrekking tot de Economische en Monetaire Unie (EMU), het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) en het Burgerschap van de Europese Unie. De toon was meteen duidelijk gezet, de Denen bepaalden zelf wel wat ze wel en niet wilden, iets wat andere landen vreesden. In een nieuw referendum stemde 56,7% voor het vernieuwde Verdrag van Maastricht en kon de Europese Unie opgericht worden.
Maar wat houden die Deense opt-outs nou eigenlijk in? Allereerst de opt-out over de EMU, er werd besloten om niet mee te doen aan het derde stadium van de EMU. Het derde stadium begon in Europa vanaf 1999 en houdt in dat deelnemende landen de euro als wettelijke valuta moesten invoeren en een gemeenschappelijk monetair beleid uitgevoerd werd door de Europese Centrale Bank (ECB). De Deense kroon blijft het wettelijke betaalmiddel in Denemarken en het zijn alleen nationale wetten die bepalen over het monetair beleid. Na de Denen volgden ook het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Hongarije, Polen, Tsjechië, Bulgarije, Roemenië en Kroatië met een opt-out op de EMU. Toch zit er een groot verschil hier, de Denen hebben de uitzonderingsclausule vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, zodra de andere landen voldoen aan de euro-criteria zullen zij de euro alsnog moeten invoeren, de Denen hebben dus het alleenrecht op een monetaire soevereiniteit. Er is nog een Deens referendum geweest in 2000 over een eventuele invoering van de euro, echter werd deze met 53,2% tegenstemmen verworpen.
Ten tweede de opt-out over de GVDB, aanvankelijk met het idee om niet mee te doen aan de West-Europese Unie, ook wel de WEU genoemd. Deze WEU was een militaire samenwerking tussen West-Europese landen die tegenwoordig onder beleid valt van de Europese Unie sinds het Verdrag van Amsterdam. Toentertijd wilde Denemarken dus geen onderdeel zijn van een gemeenschappelijk West-Europees defensiebeleid, tegenwoordig betekent het vooral dat de Denen niet meedoen aan het defensief buitenlandbeleid van de EU, ook wel het Europees defensieagentschap genoemd.
De derde opt-out over de JBZ-Raad houdt in dat bepaalde binnenlandse zaken niet onder Europees beleid vallen, waaronder bijvoorbeeld het terrorisme beleid. In 2015 werd er besloten om over deze opt-out een referendum te houden, met als doel een opt-in, echter stemde 53% tegen de opt-in met betrekking tot de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken.
De vierde en tevens laatste opt-out bij het Verdrag van Maastricht was de uitzonderingsclausule over het Europees burgerschap. Door deze opt-out werd besloten om het nationaal burgerschap niet te vervangen door het Europees burgerschap, echter werd deze opt-out betekenisloos bij het Verdrag van Amsterdam in 2009 omdat de inhoud van deze opt-out voor alle lidstaten ging gelden. In de jaren die volgden kwamen er geen nieuwe opt-outs bij, vooral door een steeds eurofielere regering.
De contributie van Denemarken scheelt maar heel weinig per capita in vergelijking met Nederland. De Denen betalen 2,541 miljard euro aan contributie, dat is 438 euro per persoon ongeveer. Nederland betaald 455 euro per persoon, een verschil van 17 euro dus. Dit komt doordat de Denen alsnog gebruik maken van de meeste Europese instellingen, behalve op een paar vastgelegde punten.
Voor een verlaagde contributie is het niet de beste optie om voor het Deense model te kiezen, echter is het wel de beste optie om onze soevereiniteit terug te eisen. Door opt-outs bepaalt Nederland zelf weer waar we wel of niet aan mee doen, profiteren we nog steeds van de interne markt maar hebben we wel weer zelfbestuur.
Kortom, het Deense opt-out model brengt Nederland geen lagere contributie, maar wel soevereiniteit en zelfbestuur. We mogen zelf weer kiezen waar we aan meedoen, er is geen verplichte Europese besluitsvorming meer.
Het Deense opt-out model is een zachte versie van een Nexit, binnenkort een hardere versie: Het Noorse model!